‘Oh nee, pa!’
Schiet er door mijn hoofd. Het huis van mijn ouders is niet geschikt om een
paard te houden. Het is een hoekhuis in
de bebouwde kom. Via de schuur loop je door de keuken naar de woonkamer, waar
ik nu zit. Pa vertelt dat hij straks nog even snel een soort van hok in de
schuur in elkaar wil zetten. Het onstuimige beest kan dan nergens heen en niets
kapot maken. Pa is een dierenvriend en is erg handig, maar ik vraag me af of
dit wel zo’n goed idee is.
Pa is nog niet uitgesproken of ik hoor in de keuken het geluid
van hoeven die op de plavuizen neerkomen. Achter mijn vader zie ik, in de
deuropening van de keuken naar de kamer, het paard verschijnen. Met deinende en
glanzende zwarte manen loopt het dier de woonkamer in. Ik heb geen verstand van
paarden, maar dit lijkt me een Fries. Het dier ziet er echt mooi uit.
Het dier loopt regelrecht op mij af. Het voelt dreigend. Briesend staat het beest voor me. Ik draai me heel rustig om en zit nu met mijn rug gekeerd naar het dier. Stilletjes wacht ik af. Dan voel ik een stevige druk tegen mijn rug, bij mijn linker oksel. Het zwarte wezen drukt zijn neus flink tegen me aan. Wat gaat de tijd langzaam. Wat moet ik doen? Ik voel het beest briesend in- en uitademen door mijn trui heen. Dan gaat de wekker.
Het dier loopt regelrecht op mij af. Het voelt dreigend. Briesend staat het beest voor me. Ik draai me heel rustig om en zit nu met mijn rug gekeerd naar het dier. Stilletjes wacht ik af. Dan voel ik een stevige druk tegen mijn rug, bij mijn linker oksel. Het zwarte wezen drukt zijn neus flink tegen me aan. Wat gaat de tijd langzaam. Wat moet ik doen? Ik voel het beest briesend in- en uitademen door mijn trui heen. Dan gaat de wekker.