De hele reis wisselen we geen woord onderling. Hij en zijn
vrouw zijn druk in gesprek. Ze spreken een Duits dialect. Soms doet hij zijn ogen even dicht om een tukje te
doen.
We gaan landen. Het vliegtuig schommelt vrij hard heen en
weer. Ik voel een druk tegen mijn rechterarm. De man naast mij leunt tegen mij
aan. Hij heeft de hand van zijn vrouw vast. Haar hand wordt wit… hij knijpt. Hij
leunt meer en meer op mij. Hij hangt bijna op me. Hij is angstig voor de
landing. De angstige grote man zoekt steun. Hij zoekt steun bij zijn vrouw. Hij
zoekt ook steun bij een vreemde vrouw. Hij leunt op een vreemde vrouw en heeft
er geen erg in. Hij heeft het moeilijk en zoekt instinctief steun.
De landing verloopt goed. Ik word bevrijd van zijn gewicht
op mijn rechter zijkant. De grote man zit weer rechtop. Hij ziet er opgelucht
uit.
Onbewust heb ik wat kunnen betekenen voor mijn onbekende
reisgenoot.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten