In gedachten zit ik er al met een boekje en een glaasje water.
Zonnebrilletje op. Even de batterij opladen. Heerlijk.
Nog vijfhonderd meter en dan ben ik thuis. Ik rijd de
rotonde op en stop voor een fietser die van rechts komt. Genietend van de muziek
zing ik een beetje mee. Ik voel een klap en hoor een knal… Vanachter mijn
zonnebril kijk ik in mijn achteruitkijkspiegel. Het gezicht van de meneer achter mij is wel erg
dichtbij. De fietser vervolgt ongedeerd zijn pad.
En nu? Op de rotonde blijven staan is niet handig. Meneer
gebaart mij om verder te rijden. Hmmm… ik wil graag iedereen vertrouwen. Maar
wat als je straks doorrijdt? Ik trek op en rijd verder. Ik kijk in mijn achteruitkijkspiegel
om het kenteken te zien. In mijn gedachten herhaal ik het kenteken keer op
keer. De volgende rotonde sla ik af en stop. Meneer rijdt achter mij aan.
Gelukkig!
We stappen uit. De Poolse meneer uit Duitsland kan geen
Nederlands en amper Duits of Engels. Hij is erg geschrokken en vraagt of alles
goed met me is. Ik heb met hem te doen en probeer hem gerust te stellen. Hij
wil gelijk onder mijn auto duiken om de schade te bekijken. Met handen en
voeten gebaar ik dat dit niet nodig is. Ik wil zijn gegevens noteren en een
schadeformulier invullen.
Terwijl ik het schadeformulier invul, komen er twee
buurmannen voorbij. Ze vragen of ik hulp nodig heb. Zo lief! Wat ben ik blij
met zulke fijne buren. Ik zeg dat ik me wel red en voel me gelijk gesterkt.
Nadat ik alle gegevens genoteerd heb, maak ik duidelijk dat
ik contact opneem zodra ik weet of er schade is. Het vergt toch wel wat tijd
voordat mijn bedoeling helder is voor de ‘rij-maar-achter-op-me-meneer’. Inmiddels
is hij wat bekomen van de schrik. We schudden elkaar de hand en nemen afscheid.
Gelijk rijd ik door naar mijn ouders. Mijn vader en broer
duiken onder de auto en in de ‘kattebak’. Dankzij mijn trekhaak is er geen
schade. Gelukkig!
Ik ben van achteren genomen en het is met een sisser
afgelopen.