Op facebook lees ik ‘Deur de dochter van de plaatselijke loempia-minse naor huus wodde gebrach’. Hij voelt zich feestelijk. Ik zie het al helemaal voor me hoe hij naar huis is gebracht. Ik lach in mezelf. Alles is mogelijk. Niks is te gek.
Net één stap zet ik in de kroeg. Ik heb een nieuwe blouse met top aan. Aan de andere kant van de kroeg staan twee dames aan de bar te lachen en te zwaaien. We hebben gelijk een punt van herkenning. We dragen dezelfde outfit. Speciaal hiervoor zijn we naar Den Bosch gereden. Dan heb je een keer iets unieks aan, dachten we ieder. We zijn het erover eens, dat we een goede smaak hebben en lachen met elkaar.
Ik maak een praatje met een oude buurvrouw. Het is fijn om haar weer te zien. Ik raak ontroerd als ze vertelt dat ze altijd een speciaal plekje in haar hart voor me heeft. Zo lief. Ik bestel een biertje en we proosten op elkaar.
Mijn dankbaarheid spreek ik uit. Ik bewonder zijn eerlijkheid en waardering. We kennen elkaar al jaren. Het is een waardevolle vriendschappelijke band. En weer proost ik.
Het zijn bijzondere dagen. Er volgen gesprekken met een lach en een traan. Zo ook bij de Rosenmontag dames. We zijn allemaal verschillend. We staan open voor elkaars verhalen en hebben geen oordeel over elkaar.
Ik voel iets hards tegen mijn been, blijkt het de lens van een fotograaf te zijn.
Dan aanschouw ik mijn broer en zijn ‘hakmaatje’. Het is zo leuk om hun samen uit hun dak te zien gaan. Ze ‘hakken’ er opgewekt en energiek op los. Het hakmaatje heeft gekneusde ribben. Maar hij laat zich niet weerhouden. Ze tonen ons hun magnifieke oogverblindende moves.
Ik word haast geplet in een krachtige omhelzing. Hij heeft zo’n oerkracht in zich, dat hij zijn eigen kracht niet kent. Nadat ik een aantal innige omhelzingen en wat ‘bijna kneuzingen’ rijker ben, gaat hij een deurtje verder. Ik vind het zo leuk al die verschillende type mensen.
Tussendoor eet ik een overheerlijke kipshoarma bij Giorgio. De hele avond blijf ik ui ruiken. Ik was mijn handen nog een keertje extra. Ik neem een extra Smintje. Het helpt niet. Ik blijf het ruiken. Bij thuiskomst kleed ik me uit en ontdek een halve uienring in mijn decolleté. Daar hebben we de boosdoener. Dan heb ik toch liever een frisse bilnaad! (zie blog ‘Fris’)
Er wordt deze dagen veel geknuffeld en geproost. Ik zie lachende gezichten. Stralende blije mensen.
Ik heb genoten.